Een uitleg over wat "Vossenjagen" (ofwel Radiopeilen) nou eigenlijk is.
Al voor de tweede wereldoorlog was vossenjagen een door veel radioamateurs beoefende tak van sport. Ergens werd een zender (buizenzender) verdekt opgesteld en de jagers moesten met behulp van een peilontvanger, natuurlijk ook werkend met buizen, de zender (de vos) proberen te vinden. Het was een zeer populaire sport die veel deelnemers van heinde en ver naar het jachtgebied deed reizen.
Na de oorlog is er een en ander veranderd. Door de uitvinding van de transistor konden de zenders en ontvangers veel kleiner en lichter worden gemaakt en werd het gemakkelijker om meerdere zenders tegelijk in te zetten. De populariteit van het vossenjagen is jarenlang groot gebleven, maar is de laatste tijd wat weggezakt. In de jaren negentig is door Ewout, PA0OKA het ARDF systeem geïntroduceerd. Hierbij wordt volgens een vaste procedure gewerkt, waarbij vijf vossen in een zo kort mogelijke tijd moeten worden opgezocht. In Nederland is een tamelijk grote groep jagers actief met het ARDF jagen. In onze afdeling is het ARDF jagen niet aangeslagen, maar ook het jagen op de traditionele manier trekt maar weinig jagers meer. Omdat het misschien komt door een stuk onbekendheid volgt hieronder een uiteenzetting over hoe het vossenjagen in zijn werk gaat en wat je er voor nodig hebt.
Peilontvanger
Het spreekt vanzelf dat je om te jagen een ontvanger nodig hebt. We onderscheiden twee banden waarin gejaagd wordt, de 2- en de 80-meterband.
In de 2-meterband wordt over het algemeen in AM uitgezonden. Als ontvanger wordt meestal een eenvoudige enkelsuper gebruikt. Een bekende, gemakkelijk te bouwen ontvanger is de “Junior-2”, beschreven door Dik, PA0DFN in Electron nr.4 van April 1995.
De junior-2
Als antenne voor de 2-meter ontvanger kan een simpele dipool worden gebruikt, maar het is handiger om met een HB9CV of een andere 2- of meer elements antenne te werken omdat dan als gevolg van de voor-achter verschillen gemakkelijker kan worden bepaald aan welke kant de zender zit.
In 80-meterband wordt meestal in FSK of CW uitgezonden. Als ontvanger is hiervoor een DC ontvanger zeer geschikt, maar er zijn ook schema’s van ontvangers volgens het superprincipe in gebruik.
Bij de 80-meter ontvangers wordt meestal gewerkt met een ferriet antenne, maar er worden ook wel loop antennes gebruikt. Om te bepalen aan welke kant de zender zit wordt een sense antenne toegevoegd..
Zelfbouw
Er wordt wel eens gezegd dat onze hobby valt of staat met zelfbouw. Voor amateurs die nog weinig ervaring hebben met het zelf iets in elkaar knutselen is het bouwen van een vossenjachtontvanger erg aan te bevelen om wat vaardigheid te krijgen.
Het "jagen"
Bij een vossenjacht worden enkele zenders met klein vermogen ergens verdekt opgesteld, meestal in een bos. De zenders zijn gedurende de jacht meestal een aantal keren gedurende een korte periode actief. Je hoort dan op je ontvanger een pieptoon, al of niet onderbroken. Soms is het een korte morse tekst (bij ARDF jachten).
Door de antenne te draaien kun je bepalen in welke richting de vos zit. Bij de meeste soorten antennes komt het signaal het sterkst binnen als de antenne dwars op de zender is gericht. Als je met een enkele dipool werkt weet je dan wel de richting, maar niet of hij voor of achter je zit. Je moet je dan een eind haaks op de gevonden richting verplaatsen en dan opnieuw peilen waar het sterkste signaal vandaan komt. Deze nieuwe richtingslijn kruist ergens de eerst gevonden lijn. Je weet dan dat je in de richting van de kruising van de lijnen moet gaan zoeken. Dit zoeken kun je doen door de antenne haaks op de zender te houden, dan hou je een sterk signaal, dat steeds sterker wordt naarmate je dichter bij de zender komt. Dit werkt wel, maar omdat de openingshoek van een dipool vrij groot is, is de richting niet zo heel erg goed vast te stellen. De meeste jagers geven er daarom de voorkeur aan om niet op het maximum signaal maar juist op het minimum signaal te peilen. Dit minimum vindt je door in de lengterichting van de antenne te peilen. Je blijft dan in de richting van het minimum signaal lopen. Je zult merken dat dit veel scherper peilt dan op het maximum. Bij een goede richtantenne (meer elements) is op het maximum peilen ook goed mogelijk. Naarmate je dichter bij de zender komt wordt het signaal steeds sterker en je zult merken dat het dan veel moeilijker wordt om de juiste richting nog te peilen. Daarom moet je de versterking steeds verder terugdraaien naarmate je dichter bij de vos komt. Het is daarom erg belangrijk dat je een ontvanger hebt waarbij dit goed mogelijk is. Vooral als je op enkele meters van de zender bent moet je nog steeds kunnen peilen.
Als er meerdere vossen in de lucht zijn is het belangrijk dat je bij de eerste doorgangen ongeveer bepaalt in welke richting ze zitten en of ze ver weg of dichtbij verstopt zijn. Dit laatste aan de hand van de signaalsterkte. Je kiest daarna een vos waar je het eerst naar toe gaat. Onderweg naar deze eerste vos kun je af en toe nog peilen waar de anderen ongeveer zitten, maar je moet je niet door de andere signalen laten afleiden en consequent naar je eerste vos blijven zoeken. Als je de eerste hebt gevonden ga je op zoek naar de tweede enzovoorts.
Bakenpeiling
Bij sommige jachten moet een bakenpeiling verricht worden. Dat houdt in dat je op de kaart die je bij de start hebt gekregen moet aangeven waar de bakenvos zit. Op een bepaalde plaats die je op de kaart precies weet ga je dan de richting bepalen waar de vos zit. Je moet daarna deze richting op de kaart tekenen. Het is daarom van groot belang dat je de kaart goed georiënteerd hebt. Dit is mogelijk door een kompas te gebruiken, maar het kan ook heel goed door de kaart bv. op de grond te leggen en te zorgen dat de richting van een pad precies overeenkomt met die van dat pad op de kaart. Daarna kun je de gepeilde richting overbrengen. Peilen op minimum geeft hier meestal het beste resultaat.
Als je deze peiling hebt uitgevoerd loop je zoveel mogelijk haaks op de gevonden richting een stuk verder tot je weer een goed op de kaart aan te geven plek bent. Daar doe je opnieuw een peiling en breng je de gevonden richting opnieuw over op de kaart. De zender (bakenvos) zit dan als je goed hebt gepeild precies op het snijpunt van de twee lijnen. Voor alle zekerheid kun je nog naar een derde plaats lopen en daar ook nog een peiling doen. Deze lijn zou dan door het vorige snijpunt moeten lopen als je alle peilingen 100% goed hebt gedaan. In de praktijk gebeurt dat hoogst zelden. Je kiest nu de plek waarvan je denkt dat daar de zender zit en tekent die in op de kaart.
Spoetnikjacht
Af en toe worden er spoetnikjachten georganiseerd. Dit zijn jachten waarbij zenders met zeer gering vermogen worden gebruikt en die dan gedurende de gehele jacht continu in bedrijf zijn.
Ze werken vaak op verschillende frequenties in een band en zenden allerlei verschillende tonen uit. Het terrein waar de vosjes verstopt zijn is klein zodat geen lange wandelingen nodig zijn. Dit zijn vaak erg leuke jachten, vooral vanwege de rare tonen, verlopende frequenties en andere foefjes die worden toegepast.